Zonder een al te lange aanloop te willen nemen, sluit Uberkamper zich toch met graagte aan bij de vooroorlogse Historicus en literair monument
J. Huizinga voor wie elke vorm van menselijk spelen een cultuurgoed betekende, waarvan de betekenis in het spelen zelf lag.
Net als concentratie, meditatie of slaap, is het spel in de eerste plaats een parkeerplaats voor het bewustzijn, wanneer dit niet gepreoccupeerd is met overleven. Hoe hoger het bewustzijn bij dieren, hoe meer spelgedrag ze tentoon spreiden. Hoe competitiever de omgeving, hoe minder plaats en ruimte er bestaat voor spelen. Tot op een punt waarop, zeker bij jonge dieren en mensen, de grens tussen spel en drift, tussen spel, rivaliteit en voorplanting difuus worden. Wanneer het spel verwordt tot een kinderachtig
puerilisme, als de beulen beginnen aan hun strakke cynische spel, dan is het voor niemand nog plezant.
”Ooit zal de technologie ons aan God gelijk maken, ... en dan is het tijd om te spelen” zegt Arthur C. Clarcke ergens (vrij geciteerd) en los van het feit dat dit nooit zal gebeuren heeft hij wel gelijk. Dit in tegenstelling overigens tot heel wat klassieke utopieën en religieuze voortellingen van volmaakt leven. In het welbegrepen Boeddhisme bijvoorbeeld, betekent het
Nirwana het einde van alle verlangens, lijden en dus ook van elk spel. Pas in deze volstrekt van humor en spel gespeende leegte komen wij mensen volgens deze Oosterse filosofie ten volle tot onszelf. Technologie is voor een Boeddhist niet meer dan wat gerommel in de marge.
Maar wij mensen zijn geen lege wezens. Wij zijn ontstaan uit de overvloed en oerdrift. En dus is de mens in de eerste plaats een Homo Ludens, die niet uit levensdrang, maar uit speelsheid naar de sterren reikt. Als ooit alle behoeften en verlangens vervuld zijn, als alle oorlogen beslecht zijn en mensen elkaar slechts met vriendschap en eerbied tegemoet treden, als er geen einde en dood meer zouden bestaan, dan wordt niet het lege Nirwana, niet de hel van Sartre, de lethargie of de waanzin ons deel, maar een eindeloos en oneindig gevarieerd spel dat voldoende heeft aan zichzelf.
Ongetwijfeld is heel wat maatschappelijke vooruitgang spelenderwijs ontstaan en al even ongetwijfeld kunnen middels het steeds evoluerende spel inzichten en vaardigheden geoefend worden die een individu beter toegerust maken om het hoofd te bieden aan de noden en beslommeringen van een complexe maatschappij. Ongetwijfeld. Maar een mens speelt ook en vooral omdat het spel op zich voldoende is.
Spel als geestelijke verzorging
Voor biologen is het spelen bij dieren een instinctieve methode om complexe complexe handelingen in te oefenen om zo beter aangepastde omgeving tegemoet te treden. De basis voor succesvol jagen, vluchten of paren wordt gelegd bij het stoeien en ruffelen, bij plaagstoten en testbijten. De in vergelijking met dieren, uiterst complexe spelen als verstoppertje of tikkertje lijken direct te verwijzen naar basale overlevingsstrategieën. Ook mensenkinderen spelen instinctief. Naarmate mensen meer technologie verworven hebben, is ook het spel in complexiteit toegenomen. In het dobbelspel telt het hoogste aantal punten, in het pokerspel zijn complexere patronen meer punten waard. In het schaakspel is strategie en het vermogen meerdere zetten vooruit te denken de sleutel tot succes.
Volgens Godsdienstsocioloog
Meerten T. Ter Borg (univ. Leiden) is in onze maatschappij de dagelijkse lichamelijke verzorging vanzelfsprekend, maar zou ook een dagelijkse Geestelijke verzorging een vanzelfsprekend onderdeel van het leven moeten vormen. Geestelijke verzorging is voor hem in de eerste plaats de dagelijkse handelingen die maken dat mensen zich op hun plaats voelen in wat zij zien als hun wereld. De basis hiervan is nog steeds de directe dagelijkse omgang met medemensen, maar meer en meer wordt deze aangevuld met de elektronisch bemiddelde indirecte omgang met medemensen zoals in soapseries en praatprogramma’s.
In een complexe, plurale samenleving waarin iedereen meerdere rollen heeft, trekt ook de dagelijkse geestelijke verzorging meerdere sporen doorheen een mensenleven. In dit verhaal passen computergames naadloos. Mensen gaan op zoek naar bemiddelde omgang met medemensen in andere rollen (multiplayer) of zoeken geïndividualiseerde binnenwereldlijke transcendentie die spanning en status geven die de ware wereld niet heeft.
En zoals gezegd bieden computergames ook vaak uitdagingen en ontwikkelen ze spelenderwijs net die vaardigheden die onze maatschappij kan gebruiken. Op een bijna instinctieve manier, die ons enkel in complexiteit en technologie van dieren onderscheid, staan games ten behoeve van het sociaal-economisch leven. We beschikken over een geestelijke verzorging van alle dag die naadloos aansluit bij de structuur van de samenleving.
En zo is het spel een manier om in het leven te staan. Geen voor de hand liggende manier, maar wel ten gronde een metafysische houding.