Kwade machten
ondergronds!
Diablo’s macht groeit sluiks.
Aarde wordt woesternij,
Hemel kleurt
rood.
Flink baant een held
zich al
Duisternisreinigend
Tot aan het
duivelskind
En slaat het
dood
Retroreview op 4gamers.be
Het Ollekebolleke is een dichtvorm gekenmerkt door zeslettergrepigheid die Drs. P (zaliger gedachtenis) in 1974 in ons taalgebied introduceerde
Als Uberkamper de cijfers van het online distributieplatform Steam mag geloven, worden er daar jaarlijks een kleine 9.000 games op de wereld losgelaten. In de tijd die hij nodig zal hebben om zijn schamele Pile of Shame weg te werken zullen er dus ongeveer 35.000 games het levenslicht zien. Dat is eigenlijk niet iets waar een gezonde gamer over zou mogen nadenken. Gewapend met toetsenbord, muis en controller strijden wij gamers dag in dag uit tegen een enorme overmacht. Niet voor het geld, niet voor de eer, maar omdat het onze verdomde plicht is.
Dit alles om te zeggen dat midden in het dagelijkse gamegewoel, Uberkamper om een of andere reden de aankondiging van Diablo IV, nu al bijna een jaar geleden, gemist heeft. Toen hij recent alsnog deze blijde mare mocht vernemen overviel hem een mild gevoel van urgentie en de drang om eindelijk eens werk te maken van Diablo III, een spel dat al jarenlang weggeborgen lag in de lagere regionen van zijn Pile of Shame, alwaar het zonder twijfel langzaam aan het groeien was in kracht en boosaardigheid.
Achteraf gezien was dit gevoel misschien niet helemaal gerechtvaardigd, aangezien ze bij Blizzard doorgaans niet echt haast maken om hun games af te werken, maar misschien maakt de Blizzcon eind deze week ons wat wijzer. Hoewel, de kans groter is dat ze daar de wereld met verstomming willen slaan met de mededeling dat Diablo voor de vierde keer uit zijn kot is ontsnapt en de gereedstaande helden in Diablo IV opnieuw aan de bak moeten om dit opmerkelijk cyclisch optredend probleem recht te zetten. Het doet vermoeden dat enkele thema’s uit onze nationale politiek een dankbare inspiratiebron vormen voor Blizzard.
Uberkamper denkt overigens met plezier terug aan de gitzwarte boosaardigheid die de sfeer van het originele Diablo beheerste. Het spel speelde zich af rondom een handvol scheve schuren en tochtige boerderijen die zelfs met veel goede wil amper een dorp konden genoemd worden, laat staan dat dit oord sterke troeven bood voor jonge gezinnen om er zich te vestigen. Onder de oppervlakte van deze mislukte pastorale idylle broedde voor één keer niet de overbemesting, maar een vorm van onversneden kwaad dat uit alle reten en kieren van de spelwereld opborrelde als giftige pus uit de oogkas van een rottend lijk. Enkel door af te dalen naar de kern van het kwaad kon dit – zoals dus achteraf blijkt enkel tijdelijk - overwonnen worden. Diablo II en – als Uberkamper goed heeft gekeken – ook Diablo IV, dat voorlopig nog alleen maar als trailer een publiek leven leidt, bouwen voort op deze onheilige combinatie van duistere middeleeuwen en tot leven gewekt bijgeloof.
Diablo III breekt alvast op één gebied met zijn voorgangers door spelers een wat meer kleurrijke tekenfilmwereld voor te schotelen. Dat is een kwestie van smaak natuurlijk, maar het heeft ontegensprekelijk het voordeel dat het spel er na heel wat jaren nog steeds goed uitziet. Iets wat van beide voorgangers toch veel minder kan gezegd worden. Wat wel ongewijzigd is gebleven, is de typische vlotte gameplay die vaak wordt omschreven als hakken en snijden, maar waarvoor de Duitsers de veel accuratere uitdrukking Alles Todklicken hebben uitgevonden. Zelf spreekt Uberkamper liever van een inflatiegenerator die verplichte leerstof zou moeten zijn voor al onze economiestudenten.
De helden beginnen met een handvol getallen achter hun naam (en vooral achter de voorwerpen die ze onderweg tegenkomen) die langzaam beter worden, maar tegelijk ook uiterst langzaam beginnen achter te lopen op de steeds uitdagender wordende spelwereld. De Demonhunter die Uberkamper bijvoorbeeld het slagveld opstuurde, begon haar carrière met een kruisboog die 50 schadepunten uitdeelde, genoeg om een zombie in één of twee keer vast te nagelen aan een boom. Tegen het einde van de campagne waren dat een half miljoen schadepunten, maar ging het in wezen nog steeds om dezelfde zombie en dezelfde boom. Het unieke aan Diablo III is evenwel dat de inflatie hier niet binnen één bepaalde moeilijkheidsgraad werkt, maar over de grenzen van de 30 moeilijkheidsgraden heen. Combineer dit met een handvol helden die elk een eigen speelstijl hebben en allemaal geduldig wachten om 70 niveaus naar omhoog geklikt te worden én een in principe oneindig aantal Paragon levels en de conclusie luidt dat Diablo III eigenlijk de grafische interface is van een heel complexe spreadsheat.
Maar niet getreurd, met elke klik die Uberkamper deed, stierf een lelijk monster een pijnlijke maar uiterst bevredigende dood en meestal werd met diezelfde klik ook een mooie beloning voor de voeten van de held geworpen. Het spel doet bovendien erg veel moeite om spelers er geen moment aan te laten twijfelen dat de dingen die ze doodklikken het ook daadwerkelijk verdienden te sterven en de beloning die het spel uitbraakt voor hun inspanningen hen daadwerkelijk toekwamen, rechtens hun bijzondere toewijding en inspanningen. Als een konijn op speed klikte Uberkamper bijgevolg na verrassend korte tijd op alles wat bewoog tot zijn ogen brandden en er blaren op zijn wijsvinger stonden, waarna deze duivelse cyclus na een korte fase van schaamte en ontwenning opnieuw kon beginnen.
Kortom, Diablo III is een spel dat er snel en efficiënt (en meer dan hij eigenlijk wil toegeven) in geslaagd is om het beloningscentrum in Uberkampers hersenen te stimuleren tot hij niet meer zonder zijn dagelijkse fix kon. Het spel is als een onbeperkt pizzabuffet dat tot op vandaag regelmatig aangevuld wordt. Een fantastisch idee, maar dodelijk bij dagelijks gebruik en het vervolg belooft alleen maar meer en beter te worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten